Normale hersenontwikkeling

De hersenen groeien en ontwikkelen van onder naar boven, van de hersenstam naar de kleine hersenen en de twee hersenhelften. Eerst ontwikkelt het achterste gedeelte van de hersenhelften, de visuele cortex. Hierna ontwikkelen de auditieve en sensorische cortex aan de zijkant en bovenkant van de hersenhelften. En als laatste ontwikkelt het voorste gedeelte van de hersenen, de motorische en prefrontale cortex. 

De hersenen van een pasgeborene is ongeveer 25 percent van de volwassen hersenen, en dat is voornamelijk de hersenstam. Na de geboorte groeien de hersenen heel snel en als het kind 3 jaar is heeft hij ongeveer 90 percent van de volwassen hersenen.

Bij de geboorte zijn al meer hersencellen gemaakt dan we nodig hebben, toch heeft een pasgeboren kind niet veel hersenfunctie. Hij heeft slechts genoeg om te overleven; ademen, drinken, plassen, poepen, huilen en primitieve reflexen. De hersenen ontwikkelen zich na de geboorte met hulp van stimuli van de omgeving. De meeste hersengroei heeft te maken met een toename in de functionele verbindingen tussen de hersencellen.

Smaak, temperatuur, aanraking, beweging, licht, geluid, vibratie en de zwaartekracht zijn de verschillende vormen van stimulatie die de jonge hersenen nodig hebben om te groeien. De ouders spelen een belangrijke rol in het verzorgen van deze stimuli.

De belangrijkste stimulatie voor hersenontwikkeling is beweging. De hersenen zijn in eerste instantie, bij het eerste leven op de aarde, ontstaan als gevolg van beweging. 

 

Tijdens de hersenontwikkeling ontstaat er een groepsvorming waarbij specifieke gebieden in de hersenen specifieke functies krijgen. Zo ontstaan er verschillende netwerken met korte-afstand verbindingen, maar naarmate de hersenen volwassen worden ontstaan lange-afstand verbindingen tussen de verschillende netwerken en de twee hersenhelften. In het begin is de communicatie voornamelijk via fysieke verbindingen, maar naarmate de hersenen volwassenen worden is de communicatie voor een groot gedeelte geregeld door, en afhankelijk van, timing en synchronisatie van de hersenen. Dit noemen wij functionele verbinding. Synchronisatie is belangrijk omdat dit de timing mechanisme is die het mogelijk maakt om hersengebieden, die ver van elkaar liggen, tegelijkertijd te activeren. Dit is onder meer nodig voor onze geheugen, maar verhoogt ook de verwerkingssnelheid van onze hersenen.

Een andere belangrijke stap in de hersenontwikkeling, en wat mede de hersenen van de mens uniek maakt, is lateralisatie - het fenomeen van een linker en een rechter hersenhelft die ontworpen zijn om verschillende taken uit te voeren en vaak in harmonie met elkaar moeten werken. Wij kunnen deze verschillende centra mengen en bij elkaar brengen in de hersenhelft en tussen de hersenhelften, waardoor wij bijna een oneindig repertoire van vaardigheden hebben waar wij gebruik van kunnen maken en die wij kunnen ontwikkelen. Maar de twee helften van de hersenen moeten dan ook gelijktijdig handelen.

Als laatst worden overtollige of onnodige verbindingen weggesnoeid zodat alleen de sterkste, meest belangrijke verbindingen overblijven. Hierdoor worden de hersenen efficiënter. Dus de hersenen groeien aanvankelijk en vervolgens krimpen ze weer een beetje. En dit is een van de dilemma’s wanneer je met hersenonderzoek bezig bent en naar een MRI van de hersenen kijkt. De witte massa zijn de verbindingen en de grijze massa zijn de hersencel lichaampjes. Maar als je ziet dat sommige gebieden van de hersenen groter zijn aan de ene kant dan de andere, hoe weet je dan wat dat betekent? Is de grotere kant verder ontwikkeld of is hij juist nog niet aan het snoeien toegekomen? De enige manier om daar achter te komen is naar functionele metingen te kijken, zoals tijdens een Neuro Balans onderzoek.